Oplossingen van de opgaven van hoofdstuk 2


  1. Globale werking van een computersysteem: Het hart van een computersysteem is (tenminste) een CPU. De CPU voert instructies uit. Deze instructies werken op gegevens. Zowel de instructies als de gegevens bevinden zich in het geheugen.

  2. Verschillen tussen embedded systemen en standaard computers.

  3. Overeenkomsten embedded systemen en standaard computers.

  4. Digitaliseren van gegevens heeft een aantal voordelen:

  5. De drie vormen van realtime zijn:

  6. Verschil tussen interpreteren en compileren is de vertaalwijze. Een comiler vertaalt het programma in zijn geheel naar machineinstructies die vervolgens uitgevoerd kunnen worden. Bij een interpreter wordt het programma regel voor regelt vertaald en zal bij elke deelvertaling het resultaat uitgevoerd worden.

  7. Een crosscompiler is een compiler die draait op een bepaald computersysteem en machinecode genereert voor een ander type computersysteem. Een compiler is een programma dat een hogere taal omzet in machineinstructies.