Oplossingen van de opgaven van hoofdstuk 10


  1. Een cache is een snel toegankelijk opslagsysteem, waar gegevens automatisch bewaard worden om voor een volgende keer snel geleverd te kunnen worden.

  2. Bij een hardware-cache past men snel geheugen toe om het normale werkgeheugen van een cache-systeem te voorzien. Het cache-mechanisme is ook voor informatie op disks toe te passen. In dat geval bevindt zich de cache in het gewone werkgeheugen. Dit type cache is geheel met software te realiseren. We spreken dan van een software-cache.

  3. Gegevens in associatief geheugen worden niet gezocht met een adres, maar met de gegevens zelf. Vaak is er aan die gegevens extra informatie gekoppeld.

  4. We onderscheiden drie mogelijke hardware-caches.
    1. Associatieve mapping cache. Dit type cache gebruikt associatief geheugen, is vrij duur maar zeer fleksibel.
    2. Direct mapping cache. Dit type cache past snel conventioneel geheugen toe, is daarom relatief goedkoop. Een nadeel is dat een hele verzameling adressen maar naar een cache-geheugenplek opgeslagen kan worden. Daar is altijd plaats maar plaats voor een en dit kan ten koste gaan van een andere geheugenplaats die daar gecached is, terwijl het cache-geheugen zelf nog lang niet vol is.
    3. Set-associatieve mapping cache. Dit is een combinatie van de twee eerder genoemde technieken en houdt wat voor- en nadelen betreft dus het midden van de eerste twee.

  5. Een multiprocessor is een computersysteem waarin meer CPU's voor de verwerking van programma's beschikbaar zijn.

  6. De classificatie van Flynn is een indeling van computersystemen op basis van instructie- en datastromen.